HV4 Stof toetsweek periode 2 * Vocabulaire: 15 t/m 23 * Werkwoorden: pouvoir, vouloir, connaître * Grammatica: - futur: ex. 36, 37 - bepalen tijd: ex. 41 - verwijswoorden: ex. 47 - het bijwoord: ex. 52, 53, 68 - trappen van vergelijking: ex. 55, 56, 69 * Comment dire: ex. 63, 65, 66, 70 * Taalhandelingen: 1.1,1.2, 2.2, 2.3, 3.2, 3.7, 3.8, 3.9, 4.1, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6 (N/F) * Taalstrategieën: 1.1, 1.2